Erkende Papegaaienopvang
Je kunt een vogel op twee manieren overzetten op nieuw, goed voer, dus gezonde biologische pellets:
1. halsoverkop, ook wel “cold turkey”.
De hele dag door alleen maar pellets aanbieden, even een paar dagen helemaal niks anders. Geen fruit, nootje, groentetje, niets! Maar wel pellets vrij ter beschikking. ’s Avonds voor het slapen gaan moet de vogel even de krop goed vol eten, want met een lege krop gaan slapen kan kropverklevingen en andere levensbedreigende akeligheid met zich meebrengen. Dus als de vogel overdag nog niets van de pellets heeft gegeten, geef je hem een bakje met zijn oude (zaad) voer. Daar mag hij net zoveel van eten tot hij echt genoeg heeft. Dan haal je dat bakje weer weg, hij kan nu immers goed de nacht doorkomen. En ’s ochtends … weer hetzelfde liedje: fris en vrolijk weer beginnen met alleen maar pellets aanbieden en niets anders.
Dit is even een paar dagen op je kiezen bijten, want het is vervelend om te zien hoe de vogel op de bodem en overal voedsel aan het zoeken is. Maar over het algemeen heb je ze hiermee in 2, 3, 4 dagen over op goed voer. Dit doe je alleen bij een vogel die in een redelijk goede conditie is en wel wat reserves heeft.
2. rustiger en geleidelijker Bij oudere vogels, parkietjes, vogels in een slechte conditie, hele zwakke vogels, doe je het iets rustiger aan, omdat die zo’n abrupte harde overgang misschien lichamelijk niet zo goed aankunnen. Daar neem je het oude voer, mengt er wat pellets door en verandert elke dag die verhouding enigszins: minder zaadvoer, meer pellets. Hoe snel je dat doet is afhankelijk van hoeveel reserves je denkt dat de vogel heeft en van hoe snel hij went aan het nieuwe voer. Dat kan dus per vogel anders zijn, in principe zijn daar geen harde termijnen voor te noemen. Dat kan een paar dagen, maar bij een hele oude of zwakke vogel zelfs ook een paar weken vragen. Op het moment dat je ziet dat de vogel aan een pellet zit te knabbelen, stop je direct met het oude voer. Want dan kun je constateren dat hij de pellets gewend is.
Welke manier van overzetten je kiest, is dus vooral afhankelijk van de vogel: zijn lichamelijke conditie, maar ook hoe eigenwijs hij is. Maar het moet ook bij jezelf passen. Vind jij manier 1 heel eng en griezelig, ondanks dat je vogel het best zou aankunnen, doe dan maar beter manier 2. Want als jij voortdurend loopt te kijken of de vogel al iets gegeten heeft, omdat je je zorgen loopt te maken, dan mislukt het overzetten gegarandeerd. Want als de vogel merkt dat het niét eten aandacht van de verzorger oplevert, dan …. zal hij niet eten dus. Wil je de vogel snel op goed voer hebben, hoe eerder hoe beter, en kun je je hart een beetje pantseren tegen een hongerig doende papegaai, dan kies je manier 1. Die kies ik meestal, want ik vind het eten van slecht voer “zieliger” dan even twee daagjes een knorrend gaaienmaagje.
De belangrijkste wormbesmettingen waar we mee te maken hebben in de vogelgeneeskunde worden veroorzaakt door spoelwormen, haarwormen en lintwormen. Alle vogelsoorten kunnen besmet raken en problemen krijgen door wormbesmettingen. Het is bekend dat sommige soorten extra gevoelig zijn voor wormbesmettingen. De verspreiding van spoel- en haarwormen verloopt via de eitjes in de ontlasting. Als de omstandigheden gunstig zijn, ontwikkelen deze eitjes zich vervolgens in de omgeving en worden “besmettelijk”. Deze eitjes kunnen langdurig in de omgeving overleven. De eitjes kunnen via zwevend stof worden verspreid en overal terecht komen.
Spoelwormen zijn met het blote oog zichtbaar als het gaat om volwassen wormen. De wormen komen met de ontlasting naar buiten na een wormkuur. De larven van spoelwormen kunnen heel klein zijn en nauwelijks zichtbaar met het blote oog.
Haarwormen zijn met het blote oog zeer moeilijk te onderscheiden. Ze zijn dunner dan een haar.
De eitjes van wormen kunnen alleen met behulp van een microscoop worden aangetoond. Lintwormen spelen nauwelijks een rol. Lintwormen zijn zeer soortspecifiek bij vogels en kunnen alleen via importvogels binnenkomen. De verspreiding van lintwormbesmettingen verloopt via een “tussengastheer” De tussengastheer van de lintwormen bij papegaaien en parkieten komt in Nederland niet voor.
Bij parkieten en papegaaien wordt in het algemeen ten onrechte geadviseerd om domweg 2 x per jaar te behandelen tegen wormen. De realiteit is dat papegaaien en parkieten bijna nooit besmet zijn met wormen. Ook de meeste bestanden (dus meerdere parkieten of papegaaien bij elkaar) zijn niet besmet. Een behandeling tegen wormen heeft alleen zin als er een besmetting aanwezig is. Wormbehandelingen hebben geen preventieve werking. Enkele keren per jaar een controle van de ontlasting van vogels uit een bestand is verstandiger en beter voor de vogels dan steeds behandelen terwijl er geen wormbesmetting aanwezig is!
Conclusie:
Als er géén besmetting aanwezig is, is 2 x per jaar ontwormen te vaak en zinloos, want heeft geen preventieve werking. Als er wèl een besmetting aanwezig is, is 2 x per jaar ontwormen veel te weinig.
80% van alle gezondheidsproblemen is te wijten aan voedingsfouten. Gezondheidsproblemen veroorzaakt door onvolwaardige voeding kunnen zijn een te ver doorgroeiende snavel, lange kalknagels, armoedeveren (dat zijn veren met zwarte strepen), kortademigheid, artrose, artritis en een algehele slechte conditie.
Zaadvoeding is geen volledig voeding
De vogels eten selectief waardoor ernstige voedingstekorten ontstaan. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat zaad heel veel essentiële voedingsstoffen mist. Zo bevat zaad bijvoorbeeld nauwelijks het voor grijze roodstaarten zo noodzakelijke calcium. Calciumtekort veroorzaakt botontkalking en rachitis en remt de skeletontwikkeling van jonge vogels. Ernstig calciumtekort kan artrose en epileptische aanvallen veroorzaken.
Pellets
Kwalitatief goede, biologische pellets bevatten alle voedingsstoffen die een papegaai nodig heeft. De voedingswaarde is hoog, waardoor er relatief weinig van wordt gegeten. Ook selectief de lekkerste, ongezondste hapjes eruit vissen is niet meer mogelijk. Daarnaast mag maximaal 10 tot 15% van de dagelijkse voeding uit extra’s bestaan. Hierbij kun je denken aan verse groenten (geen avocado), fruit, noten (geen pinda’s) en biologisch zaad.
Maagkiezel en grit
Het is verstandig om af en toe maagkiezeltjes aan de vogel aan te bieden. Maagkiezel werkt als molensteentjes in de spiermaag en draagt bij aan het vermalen van voedsel. Maagkiezel moet niet verward worden met het veel kleinere grit. Het voedingssupplement grit is een extra calciumbron, die niet gegeven hoeft te worden als er een volledige (biologische) pellet wordt gevoerd.